Rechterlijke (on)partijdigheid
Rechterlijke (on)partijdigheid: annotatie bij ABRvS 9 juni 2023
een noot van mr. F. van Hal
Afgelopen week is het juridisch commentaar (annotatie) van Fabian van Hal uitgekomen, dat hij samen met advocaten Annalies Outhuijse en Jaap Waverijn heeft geschreven. De annotatie heeft betrekking op een wrakingszaak in een bestuursrechtelijke zaak, waarin de onpartijdigheid van één of meerdere rechters in twijfel werd getrokken. Deze publicatie is in aflevering 35 van vaktijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht verschenen.
In de zaak die in deze annotatie is besproken gaat het om een verzoeker die een bestuursrechtelijke zaak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, één van de vier hoogste bestuursrechters, aanhangig heeft gemaakt. Tijdens zijn zaak vindt een onderzoek op de zitting plaats. Verzoeker is van mening dat dit onderzoek niet naar behoren is uitgevoerd.
Drie dagen na de zitting wendde verzoeker zich tot een specialist. Deze specialist gaf verzoeker de doorslag om het wrakingsverzoek op te stellen. Uiteindelijk zond hij vier dagen na de zitting het wrakingsverzoek in. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker eerder om wraking had moeten verzoeken en verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk. De wet stelt immers dat het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden (artikel 8:16 Awb). Als niet-jurist is wel één dag “bedenktijd” te billijken, maar vier dagen is te laat, zo oordeelt de wrakingskamer.
De auteurs stellen vragen bij het strikte zodra-criterium. Een wrakingsverzoeker heeft op deze manier namelijk slechts beperkt de tijd om zijn wrakingsverzoek te overdenken en een deskundige te raadplegen. Bovendien kan een ruimere indieningstermijn betere kwaliteit van wrakingsverzoeken tot gevolg hebben. De auteurs bepleiten dan ook voor een versoepling van de termijn voor het indienen van een wrakingsverzoek.