Direct contact? Bel: +31 (0)85 081 70 50 of mail: info@kuypbaar.nl

HomeActueelFeiten en omstandigheden rond strafrechtelijke...

Feiten en omstandigheden rond strafrechtelijke veroordeling nu echt van belang bij de beoordeling van de aanvraag VOG

Feiten en omstandigheden rond strafrechtelijke veroordeling nu echt van belang bij de beoordeling van de aanvraag VOG

Een verklaring omtrent gedrag (hierna: VOG) is een verklaring waaruit blijkt dat uw justitiële verleden geen bezwaar vormt voor de vervulling van een specifieke taak of functie in de samenleving. Zie hierover ook onze pagina over de VOG. In beginsel wordt de VOG afgegeven als de aanvrager binnen de van toepassing zijnde terugkijktermijn geen 'Uittreksel justitiële documentatie' heeft, anders gezegd: wanneer iemand geen strafblad heeft. 

Het objectieve criterium

Wanneer iemand wel een strafblad heeft, wordt eerst gekeken of de feiten op dat strafblad bij herhaling daarvan in de toekomst, een risico vormen voor de samenleving of een belemmering voor de uitoefening van de taak of functie. Dit is het zogenaamde objectieve criterium. Niet elk feit staat dus aan een VOG in de weg.

Het subjectieve criterium

Als het feit in objectieve zin wel aan verlening van de VOG in de weg staat, dan is de minister voor Rechtsbescherming (hierna: minister) verplicht om aan het subjectieve criterium te toetsen. Gekeken dient te worden of de belangen van de aanvrager bij het verstrekken van de VOG zwaarder wegen dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het vastgestelde risico voor de samenleving.  De minister toetst dit subjectieve criterium aan de hand van de beleidsregels. Volgens die beleidsregels worden in ieder geval het aantal feiten, het tijdsverloop en de afdoening (strafbeschikking / geldboete / werkstraf / gevangenisstraf) in de beoordeling betrokken. Volgens die beleidsregels kunnen ook de omstandigheden waaronder een feit is gepleegd in de beoordeling worden betrokken. In de beleidssregels staat daarover dat die omstandigheden worden betrokken indien na weging van de omstandigheden waaraan altijd wordt getoetst niet tot een goede oordeelsvorming gekomen kan worden en indien dus twijfel bestaat over de vraag of een VOG moet worden afgegeven. De minister leest hier dus in dat die omstandigheden ook alleen kunnen worden betrokken als die twijfel er is en als op basis van de andere omstandigheden niet tot een goede beoordeling kan worden gekomen. In het verleden volgde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) de minister hierin. 

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1249

Op die eerdere rechtspraak komt de Afdeling terug. De Afdeling overweegt dat het evenredigheidsbeginsel dat volgt uit artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ook geldt als beleidsregels van toepassing zijn. In de beleidsregels die zien op de beoordeling van een aanvraag van de VOG, is bepaald dat in sommige situaties de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden, moeten worden betrokken in de beoordeling van het besluit. Die bepaling is op zichzelf in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

De Afdeling overweegt verder dat uit de evenredigheidstoets ook voortvloeit dat ook indien sprake is van beleidsregels aan de hand van alle omstandigheden van het geval dient te worden nagegaan of zich bijzondere omstandigheden voordoen die maken dat van de beleidsregels moet worden afgeweken en toch een VOG moet worden afgegeven. Daaronder vallen ook de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden. De minister mocht deze omstandigheden dan ook niet buiten beschouwing laten.  

De nieuwe lijn van de Afdeling verruimt de evenredigheidstoetsing bij het subjectieve criterium in die zin dat de minister ook de omstandigheden waaronder een strafbaar feit heeft plaatsgevonden, moet betrekken bij zijn besluitvorming, zelfs als de minister in beginsel niet twijfelt of een VOG moet worden afgegeven en meent dat op basis van de omstandigheden waar volgens het beleid aan getoetst wordt, tot een goede oordeelsvorming gekomen kan worden.

De omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden, moeten dus worden meegenomen in de besluitvorming.

Mijn VOG-aanvraag afgewezen. Wat nu?

Als er volgens Dienst Justis relevante strafbare feiten zijn gevonden bij de beoordeling van uw VOG-aanvraag, dan krijgt u als aanvrager eerst een voornemen tot afwijzen. Hierdoor kunt u misschien niet aan de slag in uw nieuwe functie of bij uw nieuwe werkgever. Op deze voorlopige beslissing kunt u reageren, dat wordt een zienswijze genoemd. Daarin kan naar voren worden gebracht waarom u bijvoorbeeld meent dat u toch een VOG zou moeten krijgen. Hierna neemt de Dienst Justis een definitief besluit. Als u het met dat besluit niet eens bent, kunt u in bezwaar en vervolgens in beroep. Het is belangrijk in de fase van de zienswijze het belang dat u heeft bij de VOG en de omstandigheden die van belang zijn goed naar voren te brengen, nu die zienswijze moet worden meegenomen in de verdere besluitvorming. Onze advocaten kunnen u helpen bij en adviseren over het opstellen van een zienswijze. Uiteraard kunnen wij u ook bijstaan in bezwaar en beroep. Heeft u een voornemen tot afwijzing ontvangen? Neem dan zo snel mogelijk contact op. Voor een zienswijze rekenen wij vaste -scherpe- tarieven. In bezwaar en beroep kunnen wij u, als u daarvoor in aanmerking komt, bijstaan op basis van een toevoeging.

Ook als u vooraf advies wilt over uw kansen een VOG te verkrijgen, kunt u contact met ons opnemen. Omdat ons kantoor zowel strafzaken als bestuursrechtszaken behandelt, zijn wij goed in staat een dergelijke inschatting te maken. Ook kunnen wij al in uw strafzaak aandacht besteden aan het waar mogelijk voorkomen van latere problemen met de aanvraag van een VOG.