Direct contact? Bel: +31 (0)85 081 70 50 of mail: info@kuypbaar.nl

HomeBibobHet bibobonderzoek

Het bibobonderzoek

Als u een vergunning of overheidssubsidie aanvraagt of een vastgoedtransactie aangaat met de overheid, kan het zijn dat u een bibob-onderzoek moet doorlopen. Ook als u al over een vergunning beschikt, kan een bibob-onderzoek worden uitgevoerd.

bibob_onderzoek_bibob_toetsHet onderzoek en met name de informatie die u dient aan te leveren is in het hele land in grote mate gelijk. Dit komt omdat een bibob-onderzoek start met het invullen van een bibob-vragenformulier. Hoewel niet ieder bestuursorgaan op dezelfde manier het onderzoek uitvoert, is er namelijk wel een regeling Bibob-formulieren (KLIK HIER), waaruit blijkt welke vragen gesteld kunnen worden en welke informatie mag worden opgevraagd, afhankelijk van het soort vergunning, opdracht of transactie waar het onderzoek op ziet. Een bestuursorgaan mag wel minder vragen, niet meer. Ze mogen dus ook zelf een vragenformulier opstellen, zolang ze zich dus aan de vragen houden zoals die uit de regeling volgen.

Bij veel bestuursorganen worden de vragenformulieren gebruikt die door het Landelijk Bureau Bibob (LBB) zijn opgesteld (KLIK HIER). De vragen op die formulier zijn vaak het startpunt voor het bibob-onderzoek. Gevraagd wordt naar gegevens van de vergunningaanvrager, dat kan zowel een natuurlijk persoon als een bedrijf zijn. Daarnaast het onderzoek tot doel in kaart te brengen of er sprake is van enige gevaar bij het verlenen van de vergunning, verstrekken van de subsidie, of het aangaan van de transactie. Om die reden wordt gevraagd naar bijvoorbeeld eerdere justitiële contacten van de (rechts)personen die zijn betrokken bij de aanvraag of transactie. Ook kan worden gevraagd naar de betrokkenheid bij andere rechtspersonen en worden veel financiële gegevens uitgevraagd.

Zo wordt nagegaan of er schulden zijn en moet daarnaast de financiering van een en ander inzichtelijk gemaakt worden. Als u bijvoorbeeld een bouwvergunning aanvraagt, moet dus helder gemaakt worden hoe het bouwplan worden gefinancierd.

Aan de hand van deze gegevens onderzoekt het bestuursorgaan of er sprake is van enig gevaar dat de vergunning of beschikking of transactie gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten, de zogenaamde b-grond. Dit kan het geval zijn als de aanvrager ‘in relatie staat tot strafbare feiten’. Dit kan zijn als de aanvrager zelf ooit met justitie in aanraking is geweest, maar ook als een andere betrokkene justitiële contacten heeft. Zoals een aandeelhouder, bestuurder, etc. Het gaat bovendien niet alleen om veroordelingen, ook uit verdenkingen of uit eerder bestuursrechtelijk ingrijpen kan zo’n gevaar worden afgeleid.

Daarnaast wordt onderzocht of het gevaar bestaat dat de vergunning, transactie of beschikking gebruikt wordt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen voordelen te benutten, de a-grond. Dit is de voornaamste reden waarom in het kader van het Bibob-onderzoek inzicht wordt gevraagd in de financiën. Door de geldstromen te controleren wordt nagegaan of er geen ‘fout geld’ wordt ingezet om een vergunningsaanvraag te financieren bijvoorbeeld.

Als de beantwoording van de vragen toch nog tot onduidelijkheden leidt, kan het bestuursorgaan nadere vragen stellen om het bibob-onderzoek goed uit te kunnen voeren. Zo komt het bijvoorbeeld regelmatig voor dat bij de vraag naar de financiering geantwoord wordt dat sprake is van een lening bij een derde en dat ook de leenoverkomst als bijlage wordt verstrekt, maar dat er geen stukken zijn bijgevoegd waaruit blijkt hoe die derde aan het uitgeleende vermogen komt. Dan kan het bestuursorgaan daar dus nadere vragen over stellen, om die geldstromen goed inzichtelijk te krijgen.

Het bestuursorgaan doet vervolgens aan de hand van die gegevens vaak een eigen onderzoek. Ook kan het zijn dat het bestuursorgaan de aanvraag doorstuurt naar het LBB en het LBB om advies vraagt. Sommige bestuursorganen doen dit vrijwel standaard en ook vrij snel. Andere bestuursorganen doen dit alleen als er twijfel is over bijvoorbeeld de juistheid van de aangeleverde gegevens of als er signalen zijn die maken dat een verdergaand onderzoek nodig geacht wordt. Het LBB kan meer bronnen raadplegen dan bijvoorbeeld een gemeente. Ook het LBB kan overigens nadere vragen stellen om het onderzoek goed te kunnen verrichten.

Als het bibob-onderzoek is afgerond, wordt de conclusie daarvan in de besluitvorming betrokken. Als de conclusie is dat er geen gevaar bestaat, dan staat het bibob-onderzoek uiteraard niet aan vergunningverlening, toewijzing van een subsidie of het sluiten van een vastgoedtransactie in de weg.

Als er wel een gevaar wordt gezien, hangt het van de mate van het gevaar af welke gevolgen dat heeft. Bij een mindere mate van gevaar kunnen aanvullende voorwaarden worden verboden aan een vergunning om dat gevaar in te dammen. Bij een ernstig gevaar kan tot weigering worden overgegaan. Het is echter ook mogelijk dat bij een ernstig gevaar een vergunning onder voorwaarden wordt verleend.

Als sprake is van een negatief bibob-advies, in die zin dat gesteld wordt dat van enig gevaar sprake is waaraan ook gevolgen worden verbonden, moet de betrokkene in de gelegenheid worden gesteld daarover een zienswijze kenbaar te maken. Daarnaast kan het zijn dat die gevaarsconclusie is gebaseerd op gegevens over een derde, zoals een financier. Die derde moet dan ook de gelegenheid krijgen een zienswijze naar voren te brengen.

Wij begeleiden  regelmatig bibob-onderzoeken. Dit ook om te voorkomen dat hangende het onderzoek fouten worden gemaakt, die later serieuze negatieve consequenties kunnen hebben. Lees hier over deze valkuilen.  Ook als u in de gelegenheid wordt gesteld om een zienswijze in te dienen naar aanleiding van een negatief advies, of dat nu als aanvrager of als ‘derde’ is, kunnen wij u daarbij bijstaan.