Sluitingen op basis van artikel 13b Opiumwet: Een kritischere toets aan het evenredigheidsbeginsel
De burgemeester heeft de bevoegdheid woningen of voor het publiek toegankelijke lokalen (zoals winkels en horecabedrijven) te sluiten als in de woning of het lokaal drugs is verkocht, afgeleverd of verstrekt, of die drugs daartoe aanwezig is. Indien een handelshoeveelheid verdovende middelen in de zin van de Opiumwet aanwezig is, wordt verondersteld dat die drugs daartoe, dus voor die handel, verkoop, aflevering of verstrekking, aanwezig is.
Van een handelshoeveelheid is sprake indien de aangetroffen hoeveelheid groter is dan de hoeveelheid voor eigen gebruik: in de regel meer dan 0,5 gram harddrugs, meer dan 5 gram softdrugs of meer dan vijf cannabisplanten.
Belangenafweging
Dat de burgemeester bevoegd is om een woning of lokaal te sluiten op grond van artikel 13b Opiumwet, wil nog niet zeggen dat die beslissing ook altijd gerechtvaardigd is. Om te komen tot die sluiting moeten namelijk ook de belangen van de betrokkene worden meegewogen. In een eerdere blog hebben wij al eens stilgestaan bij de nieuwe evenredigheidstoets die voortvloeit uit de zogenaamde Harderwijk-uitspraak.
Concreet toegepast op sluitingszaken op grond van artikel 13b Opiumwet, betekent dit dat de burgemeester aan de hand van een aantal vragen dient te beoordelen of hij diens bevoegdheid ook mag inzetten. Dat gaat om de vragen:
- of de sluiting geschikt is om het doel te bereiken;
- of de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde; en
- of sluiting evenredig is gelet op de gevolgen van de sluiting voor de betrokkenen en de met de sluiting te dienen doelen.
Praktijk
De gevolgen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht sijpelen inmiddels door in de rechtspraktijk. Wij procederen regelmatig over sluitingen op grond van artikel 13b Opiumwet. Na de ‘nieuwe’ evenredigheidstoetsing een groot aantal keren in de praktijk te hebben meegemaakt, concluderen wij dat zowel burgemeesters zelf, als rechters kritischer lijken te zijn als het gaat om het toepassen van deze bevoegdheid. Belangen van de betrokkenen worden sterker meegewogen, net als bijvoorbeeld de mate van verwijtbaarheid van de betrokkene en de mate van overlast in de wijk.
Dat blijkt onder meer uit twee recente uitspraken uit onze praktijk, waarin de rechtbank Noord-Nederland de voorlopige voorziening gericht tegen de sluiting toewees. In die zaak was van belang dat de bewoner zelf vanwege een operatie langere tijd niet in de woning was en dat hij voor de aanwezigheid van de drugs dus niet verantwoordelijk gehouden kon worden. De burgemeester had geen andere mogelijkheden dan sluiting overwogen, omdat die mogelijkheden niet uit het beleid volgden. Het beleid was overigens al enkele jaren niet meer geactualiseerd. De rechtbank Midden-Nederland hief bij voorlopige voorziening de sluiting van een winkel op. In die zaak was vooral van belang dat van een kenbare belangenafweging in het geheel geen sprake was, dat maakte dat de voorlopige voorziening werd toegewezen.
Uit deze beide uitspraken blijkt dus dat het belangrijk is dat kenbaar een belangenafweging plaatsheeft en dat bijvoorbeeld tot uitdrukking wordt gebracht waarom andere handhavingsmodaliteiten niet volstaan.
Vragen? Neem contact met ons op
Wordt u geconfronteerd met het voornemen van de burgemeester om uw woning of lokaal te sluiten? Of heeft de burgemeester dat al direct besloten? Neemt u dan zo snel als mogelijk contact met ons op, zodat wij kunnen beoordelen op welke manier wij u mogelijk kunnen helpen.
Mocht u als gemeente advies willen over uw handhavingsbeleid of de motivering van te nemen besluiten op basis van artikel 13b Opiumwet, neemt u dan ook contact met ons op.