Wetsvoorstel Straffen en Beschermen aangenomen
Wetsvoorstel Straffen en Beschermen aangenomen
Op dinsdag 23 juni 2020 is het wetsvoorstel Straffen en Beschermen door de Eerste Kamer aangenomen. Een typerende, maar ook een zorgwekkende ontwikkeling die past binnen het huidige en almaar verhardende strafrechtklimaat.
Met de inwerkingtreding van deze nieuwe wet worden veroordeelden die veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf van 2 jaar of meer, niet langer na tweederde van hun straf voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De voorwaardelijke invrijheidstelling wordt beperkt tot maximaal 2 jaar voor de einddatum van de straf. Dit is niet het enige dat zal veranderen. Het openbaar ministerie (OM) zal namelijk per individueel geval gaan beslissen of een voorwaardelijke invrijheidstelling überhaupt zal worden verleend. Bovendien kan de beslissing van het OM inhouden dat een beslissing over de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt uitgesteld.
Daarnaast wordt het uitgangspunt dat het gedrag van de gedetineerde in detentie bepalend is voor het verlenen van vrijheden in de wet vastgelegd. De drie aspecten die bij de beslissing over het verlenen van voorwaardelijke in vrijheidstelling worden betrokken zijn:
- de mate waarin de gedetineerde door zijn gedrag heeft doen blijken van bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving;
- de mogelijkheid om eventuele risico’s te beperken en te beheersen;
- de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen.
Met de wijziging zou volgens minister Dekker de straf optimaal kunnen worden benut om recidive te voorkomen en de maatschappij te beschermen. Een opmerkelijke gedachtegang, nu uit een onderzoek uit 2018 van de Erasmus School of Law blijkt dat de huidige wettelijke regeling, waarbij een afgestrafte na tweederde van zijn straf voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld, voldoet aan de beoogde doelen van re-integratie en speciale preventie. Een onderzoek dat nota bene in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is uitgevoerd.
Ook de adviezen die in het kader van het wetsvoorstel zijn gegeven zijn uitermate kritisch over de voorgestelde (en inmiddels dus aangenomen) wijziging. Zo wordt het verlenen van vrijheden afhankelijk van het gedrag van de veroordeelde als problematisch gezien. Ook worden forse kritiekpunten geuit op de nog beperktere rol van de rechter bij de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen, nu de beslismacht over de voorwaardelijke invrijheidstelling volledig bij het OM komt te liggen. Weliswaar kan de veroordeelde tegen een afwijzende beslissing en tegen een beslissing tot uitstel bij de rechtbank een bezwaarschrift indienen, maar de rechter zal hierbij slechts terughoudend mogen toetsen.
Tenslotte zal de nieuwe wet met name in de overgangsperiode tot grote verschillen kunnen leiden. De nieuwe regeling zal namelijk van toepassing zijn op alle veroordelingen tot een vrijheidsstraf die na de datum van inwerkingtreding van de nieuwe regeling worden uitgesproken. Dit betekent dat als bijvoorbeeld sprake is van een veroordeling tot een gevangenisstraf van 12 jaren (vlak) voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet, de veroordeelde na 8 jaren voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld. Na de inwerkingtreding van de nieuwe wet zal dit pas na 10 jaren zijn. Het is dus voor de verdediging van groot belang hier oog voor te houden.
De wet zal naar verwachting op 1 mei 2021 in werking treden.
Als u vragen heeft over deze wet of de gevolgen van deze wet voor u, neem dan contact op.