Verjaring strafbare feiten
Verjaring strafbare feiten
Stiekem handenwrijven voor de advocaat
De tijd van vormfouten die tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie leiden, ligt ver achter ons. Toch heeft de verdediging soms nog wel eens geluk. Bijvoorbeeld wanneer de vervolging voor een bepaald strafbaar feit te lang op de plank is blijven liggen, dan is het over en uit voor de officier van justitie en gaat de verdachte vrijuit. Met name in zogenaamde economische strafzaken verjaart nogal eens een feit. Het is zaak daar telkens goed op te letten. Stilzitten, of je rustig achter de krant of verwarming verstoppen, het werkt toch echt wel eens.
Waarom en wanneer verjaart een strafbaar feit?
Voor veel strafbare feiten geldt dat de dader niet tot in de eeuwigheid vervolgd kan worden. De redenen daarvoor zijn dat door verloop van (veel) tijd de behoefte van de samenleving om een dader alsnog te bestraffen minder is, maar ook dat tijdsverloop een negatief effect heeft op de bewijsvoering, maar voornamelijk op een effectief te voeren verdediging. Vind na jaren nog maar eens getuigen die (op geloofwaardige wijze) het alibi van de cliënt kunnen bevestigen. Hoewel het in de wetsgeschiedenis niet als reden voor verjaring wordt benoemd, lijken mij ook de veelal gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een goede reden om op enig moment iemand niet meer te vervolgen (vgl: sepotcode 55)
De wet maakt onderscheid in verschillende soorten feiten en de termijn van verjaring. Hoe ernstiger het feit, hoe langer de periode is de regel.
Overzicht termijnen voor verjaring
VOLWASSENENSTRAFRECHT | verjaringstermijn | |
Overtredingen | 3 jaren | |
Misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld | 6 jaren | |
Misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld waaronder deelneming aan een criminele organisatie art. 140 Sr, ongeacht of de feiten die door die organisatie zijn gepleegd zijn verjaard, HR 7 december 2004 ECLI:NL:HR:2004:AP8460 | 12 jaren | |
Misdrijven waarop gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. | 20 jaren | |
Misdrijven waarop gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld; | Verjaart niet | |
|
Verjaart niet | |
Op welk moment begint de termijn te lopen?
De verjaringstermijn vangt aan op de dag volgend op de dag waarop het feit is gepleegd, dus niet op de dag waarop het feit is gepleegd. De reden daarvan is dat de wetgever niet wilde dat tot op de minuut moest worden berekend, wanneer een feit verjaard zou zijn. Een uitzondering geldt voor materiële delicten. Daar vangt de verjaringstermijn aan op het moment dat het gevolg is ingetreden (bijvoorbeeld wanneer iemand doelbewust met HIV is besmet en die besmetting pas na geruime tijd blijkt; dan vangt de verjaringstermijn aan bij het aan het licht komen van de besmetting). Bij voortdurende delicten vangt de verjaringstermijn aan, nadat het delict is beëindigd (in geval van het verbergen van een lijk dus pas op het moment dat het lijk is gevonden (HR 13 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:321). Hetzelfde geldt voor omissiedelicten. Verder staat in artikel 71 lid 1-5 Sr nog een aantal delicten uitdrukkelijk genoemd waarvoor een uitzondering geldt (uitzonderingen).
Stuiting van verjaringstermijn
De verjaringstermijn wordt gestuit (tegengehouden) door een daad van vervolging. De verjaringstermijn vangt opnieuw aan op de van de stuitingshandeling. Hieronder wordt verstaan ‘elke formele daad uitgaande van het Openbaar Ministerie of de rechter om de in de fase voorafgaand aan de tenuitvoerlegging tot een (uitvoerbare) rechterlijke beslissing te geraken (HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN1014).
Er zijn verschillen handelingen die leiden tot stuiting van de termijn, bijvoorbeeld (en niet limitatief):
- Het uitvaardigen van een strafbeschikking
- Het uitbrengen van een dagvaarding (en daarna: de behandeling(en) ter zitting en de uitspraak)
- Het instellen van een onderzoek door de RC tegen een bepaalde verdachte (enkel gericht op een geconstateerd strafbaar feit levert geen stuiting op)
- Een vordering tot doorzoeking (HR 13 maart 2012 ECLI:NL:HR:2012:BU8744
- Het indienen van een vordering inbewaringstelling (HR 13 oktober 2009 ECLI:NL:HR:2009:BJ3695)
- vordering tot openen gerechtelijk vooronderzoek
- Het horen van een een getuige door de RC (Rb Haarlem 4 augustus 2010 ECLI:NL:RBHAA:2010:BN5169), ook als een getuige door een buitenlandse autoriteit wordt gehoord (HR 22 december 2015 ECLI:NL:HR:2015:3692)
- De aanhouding ter tenuitvoerlegging van het vonnis, terwijl nog een rechtsmiddel openstaat tegen de veroordeling
- Het uitvaardigen van een uitleveringsverzoek of het uitbrengen van een Europees arrestatiebevel (EAB)
- de betekening van het verstekvonnis; het vonnis behoeft de verdachte niet te hebben bereikt (HR 3 december 2012 ECLI:NL:HR:2013:1555)
- het instellen van hoger beroep door de officier
- de dagvaarding in hoger beroep
- de aanzegging van de rechtsdag in cassatie
- Terugwijzing door de Hoge Raad (HR 19 november 2013: ECLI:NL:HR:2013:1350)
Handelingen van het functionarissen van het OM die leiden tot stuiting, dienen m.i. te bestaan uit het daadwerkelijk doen van vorderingen (of vergelijkbare handelingen) gericht aan de rechter. Een brief aan een advocaat met de mededeling dat zal worden vervolgd is onvoldoende om verjaring te stuiten. Het voeren van transactieonderhandelingen stuit de verjaring evenmin net zoals het ontvangen van een schikkingsvoorstel (HR 19 november 1991 ECLI:NL:HR:1991:ZC8894). Op gelijke gronden stuit een voorwaardelijk sepot de verjaring m.i. evenmin.
Verjaringstermijn bij toepassing Jeugdstrafrecht
De verjaringstermijnen worden op grond van artikel 77d lid 1 Sr. bij toepassing van het materiële jeugdstrafrecht ten aanzien van misdrijven tot de helft ingekort. Dit geldt echter niet voor zedendelicten, mensenhandel en bij ernstige en zeer ernstige misdrijven.
Verjaring van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
En vordering tot ontneming volgt de hoofdzaak en dus ook de regeling omtrent de verjaring. Indien een strafbaar feit is verjaard, kan geen ontneming meer volgen. (Hof Den Haag, 27 april 2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:BA4257).