Direct contact? Bel: +31 (0)85 081 70 50 of mail: info@kuypbaar.nl

HomeActueelNiet in enig opzicht van slecht levensgedrag. I...

Niet in enig opzicht van slecht levensgedrag. Indringend toetsen van de Alcoholwet aan de rechtsbeginselen van de Dienstenrichtlijn

Niet in enig opzicht van slecht levensgedrag. Indringend toetsen van de Alcoholwet aan de rechtsbeginselen van de Dienstenrichtlijn

Afgelopen week is het boek van Amber Schollaardt verschenen bij Celsus juridische uitgeverij. Het boek draagt de titel: ‘Niet in enig opzicht van slecht levensgedrag. Indringend toetsen van de Alcoholwet aan de rechtsbeginselen van de Dienstenrichtlijn’. Het boek is gebaseerd op de masterscriptie die zij in het kader van de master Staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden heeft geschreven onder begeleiding van mr. dr. J.C.A. van Dam en prof. mr. drs. W. den Ouden.

Horecaondernemers die een aanvraag indienen bij de gemeente ter verkrijging van een Alcoholwetvergunning, moeten voldoen aan de vereisten uit de Alcoholwet. Daarin staat onder andere dat leidinggevenden van een horecabedrijf en slijtersbedrijf ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag’ mogen zijn – een open norm waarover veel wordt geprocedeerd. De invulling van dit criterium staat ter discussie, evenals de verhouding van het criterium tot de Dienstenrichtlijn.

In dit boek onderzoekt Amber Schollaardt in hoeverre het criterium ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag’ in overeenstemming is met art. 10 van de Dienstenrichtlijn. Ten behoeve van dit onderzoek analyseert zij dit artikel, beschrijft zij wat het criterium ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag’ inhoudt en geeft zij weer hoe dit in de jurisprudentie wordt uitgelegd.

Dit boek is relevant voor de invulling van de toelaatbaarheid van nationale vergunningenstelsels en vergunningsvoorwaarden in het licht van Europese recht. Het onderwerp van dit boek raakt ook aan de actuele discussie over de intensiteit van rechterlijke toetsing (onder meer naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagenaffaire) en de rol van rechtsbeginselen (zoals het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel) daarbij.

Amber concludeert dat het criterium ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag’ niet voldoet aan de eisen die het Hof van Justitie van de Europese Unie stelt aan de Dienstenrichtlijn. Om die reden formuleert zij aanbevelingen voor de wetgever, de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en de bestuursorganen die alcoholwetvergunningen verstrekken, die zien op de vraag hoe om te gaan met dit vage criterium.

Het boek is verkrijgbaar via Celsus juridische uitgeverij.